“Hé vandaag is het Valentijn! Doe jij iets?”
“Ik zou wel willen maar ik zit met een vooroordeel.”
“Hola! En waar heb je dat vandaan?”
“Ik was er niet naar op zoek, maar het liep voor mijn fiets en ik heb het aangereden. En nu heb ik het hier liggen.”
“Mag ik eens kijken?”
“Ja hoor, hier is het. Maar schrik niet, er zitten nogal wat deuken in mijn vooroordeel.”
“Ja, dat zou ik ook zeggen, ja! En wat ga je er nu mee doen?”
“Goeie vraag. Wat doe je met een vooroordeel dat waarschijnlijk niet standhoudt?”
“Weg ermee?”
“Dat is nogal drastisch.”
“Maar je kan je vooroordeel toch niet koesteren als je er, laat ik het zo stellen, niet deftig mee naar buiten kan komen?”
“Nee, dat is waar. Zal ik dan maar onbevooroordeeld het Valentijnsgebeuren tegemoet gaan?”
“Dat klinkt zo barok…!”
“Waaraan had jij dan gedacht?”
“Kan je het niet opfleuren met wat nuances?”
“En dan blijft het vooroordeel bestaan of wat?”
“Je kan tenminste met een gerust hart Valentijn gaan vieren.”
“Een gerust hart en Valentijn, dat is zooooo contradictoir!”
“Ja zeg, blijf dan maar bij je vooroordeel!”