“Gisteren de kleine reus op bezoek gehad.”
“Hoezo de kleine reus.. Dat is geen reus dan?”
“Nee, dat is een ventje die makkelijk tussen de stoelpoten kan verdwalen. Nog kleiner dan klein duimpje als ik een vergelijking wil maken.”
“Maar het is een reus?”
“Wees maar zeker. Als je hem ziet lopen, dan zou je het niet zeggen. Maar…”
“Ja…”
“We hebben hem gewoontegetrouw gevraagd, zoals we dat altijd doen bij bezoek, of hij wou blijven eten.”
“En hij zei ja.”
“Ja… dat hebben we geweten. Wat die jongen allemaal binnenvorkte, daar kunnen wij wel twee maanden mee verder.”
“Reuzenhonger!”
“Nog niet van het minste. Maar hij heeft ons wel vijf keer bedankt bij het afscheid. “Reuzebedankt” zei hij.”
“Dan toch iemand die zijn wereld kent.”
“Oh ja, voor ons is dat een grote mijnheer hoor.”