Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Betje

Betje zat in ‘t badje met haar bootje.
Ze duwde af en toe tegen het bootje dat steeds naar haar afdreef.
“Nee bootje, ik ga nu niet met je spelen.”
Het bootje hield hardnekkig aan en met een zucht plukte Betje het bootje uit haar badje en zette hem, nog een beetje nadruppelend, op een bordje dat naast ‘t badje stond.
Dat bordje was nu leeg, maar ze had er daarstraks een boterhammetje opgelegd dat ze smakelijk in haar badje had opgepeuzeld.
Een klein sliertje kruimeltjes die gezonken waren naar de bodem van het badje waren daarvan getuige.
Betje keek een beetje nors en roerde met haar vingers door het water.
“Ik heb zorgen, bootje.” zei ze meer tegen zichzelf dan tegen het kleine stoombootje.
Het bootje stond in zijn droogdokje en zweeg.
“Misschien zijn het maar kleine zorgjes…”
Het bootje verroerde niet.
“Of misschien zijn het piepkleine zorgjes.”
Het bootje gaf geen krimp.
“Jij trekt je niets aan van mijn zorgjes, bootje.”
En Betje keek schuin naar het bordje.
“Toetoet!” klonk het vanuit de schouw van het bootje.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.