De twee poezen lagen samen in een mandje.
“Wat vind jij nu van de mensen die ons bedienen?”
“Dat kan er mee door.” zei de ene poes terwijl ze lui maar geconcentreerd een poot uitstrekte.
“Zouden we ze ooit zover kunnen brengen dat ze ons gaan verafgoden?”
“Daar ben ik persoonlijk niet mee bezig. Waar wil je naartoe?”
“Wel, dat ze ons echt beschouwen als een hoger ras.”
“Denk je dat dat nodig is?”
“Hoezo?”
“Ze snappen nu nog niet wie we zijn en als wij ooit de leiding nemen…”
“Op dat ogenblik zal het ze wel duidelijk worden. Daar ben ik zeker van.”
“En tot die tijd…”
“Doen we alsof we er zijn voor hun plezier.”
“Jaaaaa…. onze dag komt dus wel.”
“Arme mensen. Die weten niet wat hun te wachten staat.”
“Nee. Maar laat ze maar rommelen. Nog even en dan…”
“Kattenkwaad!”
“Juist. En de exacte betekenis van poeslief.”
“Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr”
“Mijn tijger!”