“Weet je al wie onze gids is?”
“Het zijn er twee.”
“Twee? Waar is dat nu voor nodig?”
“We gaan door heel verschillende gebieden en de ene heeft kennis van het ene gebied en de andere…”
“Van het andere gebied.”
“Ah, je kent de gidsen al.”
“Nee, maar ik raadde zomaar.”
“Ken je de namen van de gidsen?”
“Louis en Jean-Luc, ik zeg zomaar wat.”
“Carolien en Astrid.”
“Het zijn meisjes!”
“Probleem?”
“Daar heb ik het niet over. Maar voor zover ik in de reisbrochure heb gelezen passeren we het Puzzlegebergte, de Gevoelsvallei, de Discussiemoerassen en de streek van de Mansgedachten.”
“Precies. En daar weten ze feilloos hun weg in te vinden.”
“Knap!”
“Nee, gewoon natuurlijke aanleg.”