Germain had zijn vensterbank in de living volgezet met potjes en potten in alle mogelijke formaten. En daarin kweekte hij sprookjes. Hij gebruikte bosaarde omdat sprookjes daarin het best gedijen. Als zaad nam hij altijd een paar lettertjes of een stukje van de kledij van een sprookjesfiguur of een combinatie van beiden en dat plantte hij zorgvuldig in de potten. Dan een beetje regenwater erbij en wachten.
In het begin maakte Germain gebruik van warmtelampen zoals je die wel eens ziet in kippenbroedhokken, maar dat gaf geen goed effect. De sprookjes die daaruit groeiden leken meer op afkooksel van, dus daar is hij mee gestopt.
En heeft Germain dan resultaat? Wel, daar zit natuurlijk het risico van de kweker. Het merendeel van de zaailingen groeit uit tot een woordje, een woord of een halve zin. Die houdt Germain bij in een sigarenkistje.
Hij hoopt dat daarin misschien nog ooit het zaad van een spectaculair sprookje zit, maar tot hiertoe blijft het bij een bonte verzameling. Er zit vanalles tussen: Waseenser, dat is een vergroeing en daar kan je verder niks mee. Viertonnenmaatstaf, een traag gegroeid woord waar Germain al weken kopbrekens over heeft.
Maar het meest intrigerende in het kistje is toch deze zin: Agnes en Julienne trokken samen in bij mijnheer Parmentier.
Het zaad voor deze zin? Soepletters.