Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

laat

“Moeder, er wordt aan de deur geklopt.”
“Dat kan niet, kindje. We hebben een bel en die moeten de mensen maar gebruiken. En die werkt.”
Het kindje speelde rustig voort met de blokjes.
Opeens een gil.
“Moeder, ik zag een enge man door het raam kijken!”
“Ach toch, dat verbeeld je je maar. Trouwens we hebben spiegelglas laten plaatsen, dus niemand kan naar binnen kijken. Wat maak jij een mooie toren overigens.” probeerde moeder het kindje af te leiden.
Iets later.
“Moeder, ik hoor precies iets op het dak.”
“Nu ben je echt wel aan het fantaseren. We wonen hier op het gelijkvloers, maar er zijn nog wel vijf appartementen boven ons. Hoe kan jij dan horen dat er iets op het dak is?”
“Ik dacht dat.”
“Je zou beter eens beginnen met opruimen, want het is bijna bedtijd. Opruimen is je sterkste kant niet, dat weet je. Kijk, hier slingert nog een schoen van je rond.”
“Maar moeder…”
“Neenee, opruimen. We gaan dat nu eens flink doen.”
“Mag ik een piepklein vraagje stellen?”
“Omdat je het zo lief vraagt.”
“Wanneer komt de Sint?”
Moeder trok bleek weg en snelde naar de voordeur.
Maar op straat was er niemand te zien.
Correctie: niemand meer te zien.
In de verte dacht ze hoefgetrappel te horen, maar dat kon ook haar fantasie geweest zijn.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.