Het had heel veel geregend en de grond was danig drassig.
De boer stond op de veldweg wijdbeens met zijn armen in zijn zij naar de grond te kijken.
Een voorbijganger sprak hem aan: “Ja boer, het heeft een flinke bui gedaan! Goed voor de groenten, maar anderzijds…”
“Over de groenten maak ik me geen zorgen.” gromde de boer. “Maar dit hier, daar begrijp ik geen snars van.”
“Dat zijn voetstappen. Die zie je toch altijd duidelijker als het geregend heeft.”
“Dat is ook zo, maar zie eens hier, twee voetstappen en dan even niets, dan één, dan weer twee, en dan weer een paar meter niets. Ik ben een boon als ik het snap.”
“Ho maar dat kan ik je onmiddellijk vertellen. Dat zijn voetsporen van de hikman.”
“Nooit van gehoord.”
“Dat kan, maar dat is een man die slecht tegen frisdrank kan. Hij zou het moeten laten, maar als hij daar een paar glazen van op heeft, dan krijgt hij een onstuitbare hik, waardoor hij niet meer kan gaan, maar verder hikt. Een pijnlijk iets om naar te kijken.”
“Zozo… de hikman. Ik blijf het toch merkwaardig vinden.”
“En dan zie ik nog sporen van de ambitieman.”
“Wie is dat nu weer en over welke sporen heb je het? Ik zie alleen deze.”
“Die man gaat, als hij weer een goede zaak heeft gedaan, een centimeter boven de grond zweven. Dus als er geen sporen te zien zijn, is hij zeker voorbij gekomen.”
De boer sloeg zijn handen op zijn rug, zei beleefd een goedendag en vertrok terug naar zijn boerderij. Onderweg keek hij af en toe eens om naar zijn eigen voetsporen.
Die zagen er heel normaal uit, voor hem toch.
Ieder ander zou vermoeden dat er een tractor voorbij gereden was.