Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

De poort

Met een ruk aan de teugels bracht de ridder zijn paard tot stilstand. Hij was aangekomen bij een grote boog in de stadsmuur. Er doorheen kon je de bedrijvigheid in de stad goed observeren. Kooplui, bedelaars, vedelmannen, wasvrouwen, stadsnotabelen, burgers, alles was er en iedereen liep zichtbaar ordeloos door mekaar. Naast de rondboog stond een soldenier met een ernstige gelaatsuitdrukking op wacht.
“Hallo daar!” groette de ridder.
“Ook zoveel, heer ridder.”
“Wat doe jij hier, moet ik tol betalen of zo?”
“Neen, heer, ik ben gewoon een poortwachter.”
“Ik had hier een afspraak met een zekere vrouw Hilde, die me zou begeleiden naar een winkel waar ze mooie stoffen verkopen.”
“Ik ken geen vrouwe Hilde, heer.”
“Maar ik wel, dus ik blijf hier even staan. Zeg maar, nu ik het opmerk, ik zie hier geen poort, hoe kan jij dan poortwachter zijn.”
“Dat heeft u goed gezien, heer ridder, maar de poort moet nog komen, vandaar mijn taak, poortwachter.”
“Maar hadden ze jou dan niet opdepoortwachter moeten benoemen?”
“Zeker niet, want dat zou betekenen dat ik op de poort op de poort zat te wachten en dat lijkt me toch een beetje contradictorisch.”
“Daar zit wat in. Zeg, maar wacht even…”
“Dat doe ik heer, dat is mijn job.”
“Jaja, maar wat als de poort nooit komt? Hoe is jouw naam trouwens?”
“Jan, heer, tot uw dienst. En als de poort nooit komt, dan blijf ik staan. Want dan is de opdracht nog niet voltooid. Mijn opdrachtgever heeft me dat allemaal haarfijn uitgelegd.”
“En waarom is de opdracht dan nog niet voltooid? Op wat of wie wacht je dan?”
“Dan sta ik hier voor Piet Snot.”

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.