Het had een ganse middag geduurd. Nochtans had de buurvrouw aan Roel gezegd dat het klusje waarvoor ze hem nodig had, maar even ging duren. Na afloop had ze hem wel bedankt, maar erbij verteld dat hij toch een tikje traag was. Roel was nogal beledigd, en nog meer toen ze hem als dank alleen maar een fluitje gaf. Met dat fluitje in zijn broekzak was hij een ommetje gaan maken langs de heide. Aan een berkenboom liet hij zich zakken in het gras, en haalde het fluitje boven. Hij bekeek het aandachtig, maar het zag er maar, ja zo was het, een fluitje van een cent uit. Roel kon nogal wat muziekinstrumenten bespelen, dat had hij zichzelf aangeleerd, en hij zette het fluitje aan zijn mond en blies er voorzichtig op. Er kwam niets uit. Bijna wou hij het terug wegstoppen, toen een meter voor hem in het gras, een klein mannetje verscheen. Het was een klein deftig mijnheertje, zo groot als een herenschoen lang is, maar wat zo merkwaardig was, dit mannetje was geheel in zwart-wit. ER zat niks kleur in of op. Roel schudde zijn hoofd even over en weer van: “Zie ik dit goed?” Maar hij zag het goed en het mannetje kwam wat dichterbij. “U heeft me geroepen, mijnheer?” “Nee,” stamelde Roel, “Ik heb u niet geroepen, ik heb alleen op dit fluitje geblazen.” “Da’s hetzelfde meneer.” kwam het laconieke antwoord, “En wat kan ik voor u doen?” “Ik… ik zou het niet weten. Wat… wat doe jij zoal?” “Dat weet ik ook niet, mijnheer, u bent degene die mij heeft laten komen.” Dit was duidelijk een patstelling. Roel dacht diep na terwijl hij naar het mannetje bleef staren. Hij gokte dan maar: “Is het iets met drie wensen?” Het mannetje dacht op zijn beurt diep na: “Nee! Dat zegt me niks. Maar heeft de heks u niets verteld over varkens? Want daar heeft het iets mee te maken, geloof ik.” “Varkens, nee hoor, en ik geloof niet dat ze een heks is.” Minutenlang zaten de twee naar mekaar en naar de lucht te kijken, maar er gebeurde niets. Roel stond op: “Ik ga er vandoor, ik heb nog dingen te doen. Hier, je mag het fluitje hebben.” Het mannetje keek hem stomverbaasd na, en toen Roel al een eind uit zicht was, begon hij hartstochtelijk te huilen. De mensen begrepen hem duidelijk niet, nooit. En de tranen die overvloedig in het gras neervielen veranderden ogenblikkelijk in prachtige parels. Parels die Roel gemist heeft, of niet, want die was al een halve kilometer verder en nog steeds aan het knorren over buren en ondankbaarheid.
Vorig sprookje