“Nu je hier toch voor het eerst op bezoek bent, ga ik je even rondleiden, en dan mag ik zeker niet vergeten om eens halt te houden bij Duisterwenden.”
“Duisterwenden? Dat zegt me niks, en dat heb ik in de gids niet gelezen.”
“Ah nee, Duisterwenden vind je in geen enkele gids, dat is een goed bewaard geheim, maar dat is ook logisch.”
“Vertel, vertel.”
“Ik heb nooit anders geweten dan dat Duisterwenden er altijd is geweest. En steeds dezelfde eigenaar. En altijd die lugubere sfeer.”
“Wie is de eigenaar dan?”
“Dat is niet belangrijk voor mijn verhaal. Maar als je er voorbijkomt hoor je soms gesnik en geweeklaag, soms hartverscheurende kreten.”
“Dan is het misschien een folterkasteel?”
“Nee, je zal zien, het is helemaal geen kasteel, aan de buitenkant ziet het er zelfs bedrieglijk sober uit.”
“Maar binnen dus..”
“Smart alom. Ik heb dapperen gezien die er met opgeheven hoofd binnenstapten, zonder dat ze beseften dat ze hun noodlot tegemoet gingen.”
“En zijn ze terug buiten geraakt?”
“Daar heb ik niet op gewacht. Ik blijf liefst niet te lang rondhangen bij Duisterwenden. Ik krijg er altijd kippenvel van.”
“En kan je niet binnenkijken dan?”
“Er zijn wel ramen, maar die zijn hoog boven de grond, en er is tralies voor.”
“Ik begrijp het.”
“Nee, je begrijpt het niet, als je het niet gezien hebt tenminste.”
“Wij gaan daar toch niet binnen gaan?”
“Natuurlijk niet, man. Ik zie geen enkele reden om de binnenkant van een belastingkantoor te gaan verkennen. Neenee, als ik daar niet moet zijn… maar we gaan er dus wel eens passeren als je komt.”