Er was eens een meisje met een ijsje. Niet zomaar een ijsje, nee, op de plaats waar haar hart hoorde te zitten, zat een ijsje, een ijsblokje eigenlijk. Zoals je dat verwacht had ze een heel koele persoonlijkheid en kon je haar vrienden tellen op de vingers van één hand van de man die wat dicht bij de lintzaag was geweest. Zelf had ze daar niet zoveel last van, dat moet ook gezegd, ik bedoel van dat ijsblokje, niet van die lintzaag. Ze amuseerde zich thuis met het in mekaar knutselen van ingenieuze houten maquettes. Omdat er nooit iemand op bezoek kwam, was er ook geen kat die haar kon vertellen dat ze hier toch wel een gave voor had enerzijds, en dat haar huis anderzijds wel héél vol stond met die bouwsels.
Op een dag besloot ze om eens een lange wandeling te maken om te zien waar de rivier nu eigenlijk ophield, want dat had ze nooit begrepen. Het was een ambitieuze gedachte, want de rivier was wel erg lang. Maar ze had de tijd aan zich. Drie dagen en twee nachten was ze al ononderbroken aan het wandelen en nog was het einde niet in zicht. Zij kon dat, zolang na mekaar stappen, want aangezien haar hart een ijsblokje was, geraakte dat niet vermoeid. Ze kwam niemand tegen onderweg, want ze verkoos om dicht bij de rivier te blijven, en daar kwam haast nooit iemand. Maar de middag van de derde dag kwam daar verandering in. In de verte zag ze een jongen die onbeweeglijk voorovergebogen stond te turen naar iets. Toen ze bij hem aankwam vroeg ze nieuwsgierig: “Wat zoek je?” De jongen keek niet verbaasd of geschrokken op en antwoordde: “Stt! Ik ben naar een zeezebra aan het kijken.” “Mag ik ook eens zien?” “Natuurlijk, maar stil zijn, want die zijn heel schuw.” En samen keken ze naar de rivierbodem waar galant een soort zeepaardje, maar dan gestreept over en weer zwom. “Mooi hé!” zei de jongen enthousiast. “Nogal!” was het koele antwoord, “Maar wie ben jij eigenlijk?” “Ik ben het jongetje met het sprongetje.” “Doe dat dan eens voor me.” En voor ze het besefte was het jongetje weg. “Jongetje, waar ben je?” “Hier, gewoon achter je.” En ze draaide zich om en daar stond hij inderdaad.” “Wat griezelig! Hoe doe je dat?” zei het meisje, “Doe dat nog eens.” En hij deed het nog eens, en nog eens, en nog eens. “Zeg…” vroeg het jongetje na een tijdje, “Wil jij mijn meisje niet zijn? Ik vind jou wel mooi en plezant en zo en ik heb nu zowat alle kanten van je gezien en ik ben precies opeens nogal verliefd op u, zo… gewoon zo.. En ik beloof dat ik je leer hoe we samen een sprongetje kunnen maken.” Haar blokje smolt ter plekke en dat was het moment dat het meisje met het ijsje veranderde in het meisje-met-een-onverwachte-maar-leuke-afloop-van-een-niet-op-voorhand-gepland-reisje. Haar naam werd langer, dat is waar, maar de jaren van geluk ook.