Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

De grootoom

“Dus mijn overleden grootoom was geen ridder, zoals hij beweerde.” zei de jongen beschroomd zonder de notaris aan te kijken die aan de andere kant van de tafel zat, gebogen over een stapel documenten. “Neen.” antwoordde de notaris, terwijl hij nog eens losjes door de documenten bladerde. “En ook de kasteelheer die uw grootoom beweerde te zijn bij leven, was hij niet.” De jongen beet hard op zijn onderlip en begon aan zijn duimnagel te bijten. “En ik geloofde zo erg in hem, hij leek zo oprecht.” zei hij zachtjes voor zich uit terwijl een dikke traan vanuit zijn rechterooghoek over zijn wang naar beneden biggelde..
De notaris had de papieren naast zich gelegd en zat nu voorovergebogen met zijn kin in zijn twee handpalmen en zijn ellebogen op tafel. “Wat is nu eigenlijk het probleem?” vroeg de notaris vriendelijk, alsof hij geen ambtenaar was, maar iemand die zeeën van tijd had. Hij zat er ook echt ontspannen bij. “Mijn oom was mijn vriend, en hij kon… hij kon vanalles…” zei de jonge erfgenaam terwijl hij een snik inslikte.
“Mijn beste jongen..” Bij de aanvang van die zin legde de notaris zijn handen gestrengeld achter zijn hoofd en glimlachte als iemand die tevreden is met de wereld. “Jouw oom leefde in een sprookjeswereld. Laat dat maar een schok voor je zijn.” En dat was het ook. Want toen besefte de jongen de waarheid.
En hij vroeg nu, iets fermer dan daarvoor: “Wie kende hij allemaal in de sprookjeswereld?”
Hem recht in de ogen kijkend maar zwijgend overhandigde de notaris hem een stapel contactlijsten met tientallen adressen waar sprookjesliefhebbers een moord voor zouden doen.
De jongen had ze allemaal, dank zij zijn overleden familielid. “Mijn oom was een reus!” zei hij bewonderend.
“Ondermeer en onder meer!” zei de notaris.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.