Als je aan de buitenkant van het huis staat zie je een half beeld door het venster. Een man zit aan de linkerzijde van een bureel en praat ernstig met een onbekende aan de niet zichtbare kant van het meubel, want daar zit een muur tussen de onbekende en je gezichtsveld. Boven het venster een emaillen bord waarop: ‘Recruteringsbureau nieuwe sprookjesfiguren (enkel op afsprook a.u.b.)’.
Wanneer we ons nu naar de andere kant van de muur verplaatsen krijgen we zicht op het volledige bureel en zien we ook wie de onbekende is die zo ernstig wordt toegesproken. Het betreft een man in alledaagse kledij, iemand die je in het straatbeeld nooit zou opvallen. Een beetje een grijs type. Hij zit er wat teneergeslagen bij.
“Dus ik kom niet in aanmerking als sprookjesfiguur. Dat begrijp ik niet goed. Ik heb al tientallen verhaaltjes doorgenomen en nergens ben ik iemand zoals mezelf tegengekomen. Dan maak ik toch kans?”
“Neen, om de eenvoudige reden dat er rond jou geen plot te bedenken valt. Je bent een doorsneefiguur, we zouden hoogstens iets kunnen bedenken waar jij op het tweede plan voorkomt, al zie ik jou eerder figureren op het derde, en als ik eerlijk mag zijn, zelfs eerder op het vierde plan.”
“Hum… Maar het gebeurt toch wel meer dat onbekenden plots voor het voetlicht treden en dan zijn ze toch iemand van… ja van betekenis?”
“Dat is zo, maar dan hebben we ook te maken met een personagewijziging. Die persoon was niets, maar wordt iemand. En dat is een ander verhaal. Nee, u bent van de zuiverste middelmatigheid die ik me kan bedenken. Het spijt me.”
En diep zuchtend vertrok de onbekende, terug de straat op.
Hij was maar net weg, toen de telefoon ging. “Met mij! Heb je mijn vondst kunnen spreken?”
“Bedoel je die grijze muis die niks voorstelde?” “Ja, die. Daar heb ik een prachtig sprookje rond opgebouwd, dus die moeten we hebben. Je hebt hem toch aangenomen, hoop ik?”
“Wacht even!” zei de man van het bureau, hij liet de telefoon van de hoorn liggen en holde de straat op. Voor hem deinde de naamloze massa heen en weer. Maar van de onbekende was geen spoor te bekennen. Hij was letterlijk opgenomen in het dagdagelijkse gewemel.
Terug binnen nam hij de telefoon terug op. “Ja, kijk eens, en sorry voor het wachten hoor,” zei hij korzelig, “niemand is perfect.”
“Juist!” klonk het aan de andere kant, “En daarover ging mijn sprookje precies. Dus boek dat personage nu maar en dan kom ik je morgen haarfijn uitleggen waarom we hiermee het succes gaan scoren waar we samen al decennia op wachten.” “Te laat!” zei de man van het bureau. “Dat dacht ik al, jij bent zo’n slimmerd, jij hebt dat allemaal al geregeld, je zag het gewoon. Tot morgen dan!”