Uittreksel uit de briefwisseling tussen de kasteelheer van Muchieu-Nahu en de landheer van Caisse-que-Gevoux.
Vraag: “Mijn beste, zou ik van u een kopje suiker mogen lenen?”
Antwoord: “Wel, u heeft geluk, want ik kan u nog net een kopje opsturen, stuurt u het kopje wel terug alstublieft, want we hebben binnen twee maanden een feest en we hebben alle kopjes nodig.”
Wederantwoord: “Dank u wel voor de suiker, mon vieux, maar intussen ben ik van de koffie af. Gelukkig heeft mijn gemalin hier nog goed gebruik van kunnen maken in de confituur. Alles goed met u?”
Antwoord: “Jazeker, maar ik nuanceer mijn antwoord even, zijnde twee weken goed, drie weken niet goed, een week wel goed, drie dagen een beetje goed, en negen dagen halfgoed en dan nog een paar dagen tussenin. Kan het zijn dat uw draken op ons grondgebied zijn geraakt? We hebben grote stapels uitwerpselen gevonden en dat is niet zo plezierig. Is uw omheining soms kapot?”
Wederantwoord: “In tussentijd hebben we de draken van de hand gedaan (nog goed geld van gemaakt) en vervangen door een nest colibri’s. Leuker, en ze zijn intussen handtam ook, wat met draken wat moeilijker lag. Weet jij soms een woord met zeven letters wat een synoniem is voor traagheid?”
Antwoord: “Is het soms ‘luiheid’? Dat was het eerste waar ik na zes weken spontaan kon opkomen.”
Wederantwoord: “Dank je voor ‘luiheid’ maar het was ‘inertie’. Dat zijn we te weten gekomen door de nieuwe editie van de krant. Daar stond de oplossing in. Zoals je weet komen kranten elke dag. Toch bedankt!”