Bomma lag op sterven en de ganse familie was in de kamer verzameld. Dat wil zeggen, een deel van de aanwezigen was stiekem al aan het kijken wat ze allemaal konden meenemen na het overlijden. Nicht Ernestine en nicht Gabriëlle waren in een fluisterende discussie verwikkeld over de aanspraak op een salonmeubel. Beiden vonden dat het meubel beeldig zou staan bij hen thuis. Neef Adriaan stond in een hoekje te oreren dat Bomma hem, naar eigen zeggen, toch dikwijls om financiële raad had gevraagd en dat hij daarom de meest aangewezen persoon was om de erfenis af te wikkelen. Hij kreeg weinig steun van de rest van de familie, want ze betrouwden hem niet echt. En zo was iedereen bezig met wat er na de dood van Bomma zou moeten gebeuren. Alleen Hendrik zat al de ganse avond op een stoel dicht bij het bed van Bomma en hield haar hand vast, terwijl dikke tranen van zijn gezicht op het beddenlaken drupten. “Bomma,” zei hij stil, “Ik ga je missen hoor. Ik kan je niet missen, Bomma. Wie gaat er voor mij sprookjes vertellen die jij alleen maar kent? Je mag niet weggaan, Bomma.” En intriest zag hij hoe het leven haar langzaam verliet. Nog even bewogen haar lippen. Hij bracht zijn oor bij haar mond en luisterde naar wat ze prevelend zei. Toen ging ze heen, voorgoed. De rest van de familie veerde op en vroeg: “Wat heeft ze gezegd? Is er nog iets wat we niet weten? Heeft ze nog zaken verborgen?” Maar Hendrik schudde het hoofd en zei oprecht: “Ze zei dat alles wel in orde zou komen, zoals het zou moeten zijn. Meer niet.” Direct begon iedereen zich te mengen in de praktische afhandeling van het overlijden en toen de avond voorbij was, en het stoffelijk overschot meegenomen was door de begrafenisondernemer kon je al merken dat de sloop begonnen was. Schilderijen, kasten, stoelen, oude voorwerpen, ze hadden al een nieuwe bestemming gekregen. Toen Hendrik enkel aanspraak maakte op het vogelkooitje met de kanarie had iedereen eens meewarig gekeken en hij vertrok dan ook met het diertje naar huis, niemand hield hem tegen. De begrafenis was een schijnvertoning, en buiten Hendrik wou iedereen zo snel mogelijk terug naar de orde van de dag. De maanden verstreken en in de familie ging het leven voort. Alhoewel, bij Ernestine en Gabriëlle werd er na een doktersbezoek een verdict gesteld dat hun leven toch wel overhoop gooide. Neef Adriaan had het ook niet onder de markt, want zijn zaken gingen gewoon bergaf en hij kon daar niks aan veranderen. En ook in de rest van de familie ging het niet goed. Toen iemand informeerde naar Hendrik bleek die op alle fronten vooruitgang te boeken. Iedereen vroeg zich af hoe dat kon. Die brave Hendrik was toch maar een gewone jongen? Maar het ging hem blijkbaar voor de wind. Hendrik kende het ene succes na het andere. Niemand stond er bij stil dat hij wel eens de geluksvogel zou kunnen geërfd hebben. Maar het was wel zo. Bomma had het gezegd. “Alles zou gebeuren zoals het zou moeten zijn. “
Vorig sprookje