Dimitri werd als jongste van de krant gevraagd, nee bevolen, om eens langs te gaan bij mijnheer Vuylsteke, want die zou een nogal intrigerend beroep hebben en de krant wou er een artikel aan wijden. “En wat doet die mens?” vroeg Dimitri aan de opdrachtenuitdeler aan de balie. “Dat weet ik niet!” snauwde de man, onderbroken in zijn bijna ingevulde Sudoku, “Go and smash the article.” Zijn Engels kon beter, maar alla. Dimitri belde aan bij een net rijhuis in het zuidoosten van de stad. “Bent u mijnheer Vuylsteke?” vroeg hij beleefd. “Wis en waarachtig.” zei de man die de deur opendeed, “En komt u snel binnen want ik ben B-E-Z-I-G.” En Dimitri volgde hem door een eindeloos lange gang tot aan een deur die uitgaf op een piepklein atelier. Overal stonden doosjes die ofwel met een elastiekje ofwel met tape werden dichtgehouden. Op een tafel in het midden van de werkplaats was een zeef opgesteld boven een glazen kom. “Mag ik dit even afmaken?” opperde mijnheer Vuylsteke. “Uiteraard.” zei Dimitri nogmaals beleefd en hij bleef op een eerbiedige afstand toekijken. De heer Vuylsteke begon omstandig met de zeef te schudden en intussen wierp hij een bezorgde blik in de kom. “JA! Ik heb er één.” riep hij opeens, “Komt u toch kijken.” En met een wenkend gebaar noodde hij Dimitri om dichterbij te komen. Eerbiedig naderde Dimitri de tafel en keek in de kom. “Voila, ik heb hier een mug gezift. En dat is wat ik doe, muggenziften.” zei de man eenvoudig. “Dus u bent een muggenzifter.” concludeerde Dimitri droog. “Ja, dat ben ik en niet meer dan dat.” Dimitri bedankte de man, prevelde een afscheidszin en zocht zich een weg naar de uitgang. Aan de buitendeur gekomen vroeg de geïnterviewde nog: “U gaat toch geen spitante details over mijn vak publiceren?” “Waarom niet?” zei Dimitri verbaasd. “Omdat ik nu eenmaal de muggenzifter ben, en concurrentie kan ik wel missen als de pest.” Dat deed de deur dicht.
Vorig sprookje