“Oh, hallo, ik had je niet zien binnenkomen!”
“Ja, ik weet het, dat hoor ik nog zeggen,dat ik zo plotseling… euh verschijn. Zat je al lang op me te wachten?”
“Och, een paar eeuwen al, zal ik maar zeggen. Neenee grapje, ik zit hier nog maar een kwartier.”
“Wat lief dat je zo op tijd bent.”
“Ja maar zo sta ik bekend hoor, als mister-steeds-op-tijd!”
Lange stilte.
“Je ziet er fantastisch uit, als ik dat even mag zeggen. De kleuren van dat kleedje passen perfect bij de kleur van je ogen, maar ik zou niet kunnen duiden, welke kleur dat precies is. Het heeft zo iets sprookjesachtig eigenlijk.”
“Je bent een echte vleier, ik vind het wel charmant dat je dat opmerkt.”
“Je kan ook zien dat je haar heel gezond is, vind ik, het is zo heel…”
“Natuurlijk?”
“Ja, iets in die aard ja, maar ik zocht nog naar een ander woord.”
“Je ziet er zelf ook wel goed uit, een beetje als een droomprins.”
“Meen je dat?”
“Oh jawel, dat meen ik zeker! Oeps, ik ben de tijd helemaal uit het oog verloren. Ik moet er eens vandoor.”
“Nu al? Maar we zijn hier nog maar pas. En je hebt nog niets gedronken! Oh sorry, ik ken je agenda natuurlijk niet. Zie ik je nog eens? Kan ik je ergens contacteren?”
“Vanzelfsprekend. Je moet maar eens goed zoeken, maar ik sta al eeuwen in Fee’s Boek.”