“Dames en heren, en euh… dierbaren, zullen we dan maar beginnen?” sprak de ridder op een semi-plechtige toon. Die ‘dierbaren’ was eigenlijk een halfslachtige aanspreking voor de aanwezige dieren, maar ik kan misschien beter bij het begin beginnen. Een rits figuren uit het ‘Sprookjevandedag’ was op het verzoek van de ridder samengekomen. Aan een ronde tafel in een kamer die er heel erg gotisch uitzag vanwege de zware lambrizering en de dito luchters zaten achtereenvolgens een ridder (die u al gehoord heeft), een muis, een elf, vier kabouters, een boekhouder, twee spoken en een mol die tegelijk als secretaris en verslaggever fungeerde. “Goed!” zei de ridder, “Ik denk dat we kunnen beginnen, want deze vergadering is voltallig.” “Niet waar,” piepte de muis, “Frank de wolf is er niet.” “Nee!” antwoordde de boekhouder, “Maar Frank heeft me gebeld. Die zit in een lastig parket, maar meer kon ik ook niet uitvissen. En over vissen gesproken, de snoek is er ook niet bij vanavond.” “Dan beginnen we zonder Frank.” zei de ridder gedecideerd. “We zijn hier dus bijeengekomen, beste vrienden, omdat iedereen hier aan tafel vindt dat we, één, zomaar worden meegezogen in sprookjes buiten onze wil, en twéé, omdat de betalingen voor onze deelname nogal fors uit mekaar liggen. Wat denkt de vergadering?” gooide hij het onderwerp achteloos in de groep. Niemand zei iets, het bleef akelig stil. “Misschien,” sputterde de ridder, “moeten we een vakbond oprichten. Wat denken jullie daar van?” De helft van de aanwezigen kende het woord vakbond niet en zat maar wat op het tafelblad te staren alsof daar het antwoord in te lezen was. Opeens klonk een kreet: “Ik wil een andere voorzitter voor deze vergadering. Dit leidt tot niets!” en voor de ridder ‘harnasuitrustingsontroestingsmiddel’ kon zeggen begon iedereen door mekaar te praten en te roepen. De mol probeerde zenuwachtig alles te notuleren, maar lukte daar maar half in.
Nee, die sprookjesfigurenvakbond is niet voor morgen, daar ben ik zeker van.