“Kom eens kijken!” vroeg mijn buurman vanmiddag met zijn hoofd net boven de haag.
Ik volgde hem gedwee, al had hij nooit echt wat interessant te vertellen.
Aangekomen bij het grasveld achter zijn huis, zei hij met een wijds gebaar het gazon omspannend:
“Voila!”
“Voila wat?”
“Zie je het het dan echt niet?”
Nee, ik zag het niet. Het is te zeggen, ik zag een gazon, zoals er elvendertig in een dozijn groeien over de hele wereld en dat was het dan.
“Neenee, je kijkt niet goed, wat je hier ziet is maar het topje van de ijsberg. Dit is mijn omgekeerde tuin, ik heb allemaal struiken en bomen geplant en die groeien nu ondersteboven de aarde in. Kijk, de perelaar staat al in knop en die gaat binnenkort bloeien, en daar de rodebessenstruik komt al helemaal in bloei.”
Ik zag het niet. Ik ben wel tuinarchitect en hij is toch maar een boekhouder. Dit is wél de omgekeerde wereld.
“Je meent dat dus. En waarom doe je zoiets eigenlijk?”
“Wel, het leek me ecologischer om het zo te doen, ik heb daar veel over gelezen.”
“Jaja,” zei ik “nog veel succes er mee en laat het weten als ik peren moet komen poten of zo…”
Peinzend en eigenlijk een beetje geïrriteerd omdat ik in de val van de onnozelheid was gelopen slofte ik zijn gazon af.
“Pas, op!” riep mijn buurman me na, “ je trapt bijna op de petunia’s! Dat is wel een levenswerk, een kunstwerk waar je je voeten aan veegt!”
“Hoe kan iemand daar nu zo ondersteboven van zijn?” dacht ik nog terwijl ik thuis de trap opliep naar de kelder.