Frank de wolf lag lui en relaxed op zijn bed. Zijn lievelingsgeitje stond intussen onder de douche, want ook al vond hij haar een heerlijk meisje, af en toe verspreidde ze toch een penetrante geur, zeker na een lange nacht samen, maar voor een vleugje daarvan was hij wel te vinden. Dat had zo iets… dierlijks eigenlijk.
Het was een goed idee geweest om haar te selecteren uit de groep van voor de rest overigens domme geiten. Neenee, deze dame had klasse, zoveel was duidelijk. Hij had met haar al gesprekken gevoerd, die met zijn eigen soortgenoten nooit zo diep zouden gaan, over de meest wonderlijke onderwerpen, en ze had al wat van de wereld gezien, dat had ze hem zeer goed kunnen aantonen. Hij had met haar al avonturen beleefd, dingen gedaan, waar hij achteraf altijd een immens voldaan gevoel aan over hield.
Zij was er in geslaagd om de echte wolf in hem naar boven te halen.
Natuurlijk had hij over haar en hun verbondenheid niets verteld aan de andere wolven. Dat zou zeer onverstandig zijn, want ze waren nogal conservatief in hun denken, die ouwe rakkers en voor je het weet…
Eigenlijk, bedacht hij zich, zou iedere wolf een geitje moeten hebben, maar tegelijk realiseerde hij zich dat dit uitgangspunt te verwerpen was. Iedereen moet maar zijn eigen geluk maken, zo is dat.
En toen klapte beneden een deur open en dicht. Zijn dagdromerij spatte als een zeepbel uiteen. Het werd hem ijskoud rond het hart.
Nooit zou het nog zijn zoals voorheen, wist hij, het sprookje was uit, de realiteit kwam als een orkaan op hem afgestormd, want van beneden aan de trap riep mevrouw de Wolf met een barse rauwe stem die niets aan de verbeelding overliet: “Schat, ik zen thuis!”
Tijd voor de onthechting…