Jaren nadat het verhaal zich had afgespeeld, kwam het derde biggetje, intussen een stevig varken terug naar het huis. Hij had verwacht dat het huis helemaal zou ingestort zijn, maar dat was niet het geval. De woning had de tand des tijds goed doorstaan, ook al was er een raam gebarsten en had een ijverige klimop al twee ramen helemaal overwoekerd. De voordeur stond op een kier en moeizaam duwde het varken die open. Binnen was het , door jaren onbewoond te zijn, een echte varkensstal geworden. “Heerlijk!” zei het varken en hij nestelde zich in een oude stoel in het midden van de kamer. Hij zat al een kwartier herinneringen te overpeinzen toen er op de deur werd geklopt. “Binnen!” riep het varken en hij kon zich niet voorstellen wie dat zou kunnen zijn. Een oude wolf betrad omzichtig de kamer. “Ha,’ zei de wolf, “U komt ook nog eens kijken. Ik had precies hetzelfde nostalgische gevoel. Mag ik gaan zitten?” “Ja,” zei het varken enigszins verschrikt, “Doet u maar.” “Tja,” vatte de wolf aan, toen hij een gemakkelijke zetel had uitgezocht, “Je denkt natuurlijk, wat komt die doen? Wel, er valt toch één en ander uit te leggen, na al die jaren. Om te beginnen ben ik altijd een notoire vegetariër geweest, dus meedoen aan dat sprookje destijds was voor mij geen sinecure. Ik moest verschillende malen doen alsof. Er waren nog kandidaten voor die rol hoor, maar ik had de gage toen echt wel nodig, dus… Ik heb je twee broertjes destijds natuurlijk niet opgegeten. Ik heb alleen maar gedaan alsof. Ze zijn op het einde van het sprookje snel vertrokken, ik weet niet of je ze nog gesproken hebt.” “Nee,” antwoordde het varken een beetje treurig, “Ik dacht dat ze dood waren en heb er nadien nooit meer iets van gehoord.” “Tja, zo gaat dat met acteurs,” mompelde de wolf, “Je kent het spreekwoord: Acteurs komen en gaan, zodra het optreden is gedaan.” Het varken stelde voor om samen een fles bramenwijn te kraken die hij in de kelder nog wist liggen. De wolf was akkoord. “Zeg eens,” vroeg hij terwijl hij verrukt aan zijn glas nipte, “Geloof jij in het bestaan van Grimm?” “Né!” zei het varken met een zekere afkeuring in zijn stem, “Allemaal verzinsels, jong, om de mensen bezig te houden.” En hij nam een flinke slok van zijn glas. Het werd nog een zwaar filosofische avond en toen het ochtendgloren kwam namen ze hartelijk afscheid met een stevige poot. Dieren, ze zijn zich van geen kwaad bewust.
Vorig sprookje