Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

De tovenaar

Jozef was in zijn vrije tijd ontdekkingsreiziger. Een verre oom had hem ooit een paar dozen Afrikaanse maskers had nagelaten en als een snel oplaaiend vuur was de passie voor het mysterie van Afrika ontstoken. Sinds die dag nam Jozef regelmatig een vlucht naar het zwarte continent en zijn groot plezier bestond er in om gewoon van dorp tot dorp te trekken en daar wat pseudo-antropologisch onderzoek te doen, ook al ontbrak het hem aan enige opleiding dienaangaande. Wat hij zocht waren de dorpsgeheimen, rituelen en lokale wetenswaardigheden. Zo was hij op een dag in een klein dorp ergens in de diepe binnenlanden van Angola toen hij uit een van de hutten muziek naar buiten hoorde tetteren. Hij keek nieuwsgierig naar binnen. In het midden van de woonst stond een fonkelnieuw breedbeeldscherm afgesteld op MTV. Jozef begreep er niks van. Hij zocht vruchteloos naar een schotelantenne, laat staan een electriciteitsaansluiting. “Mijnheer,” zei hij tegen een oude knokige man die met gekruiste benen voor het scherm zat te kijken, “Waar heeft u die vandaan?” Zonder om te kijken wees de man naar ergens achter hem. Jozef ging dan maar te rade bij de dorpelingen en die verwezen hem naar twee dorpen verder, over de rivier, waar een groot tovenaar zou huizen die de leverancier was. Jozef brak onmiddellijk zijn kamp op en vertrok. Aangekomen in het bewuste dorp zag hij direct dat het breedbeeldscherm maar een demo was geweest. Overal tussen en in de hutten ontwaarde hij hifi, kinderen liepen rond met Swatch-horloges aan, hier en daar liep een tiener met een iPod, het leek wel of er een multimedia-bom was ontploft. Maar ook trendy rugzakken zag hij, en houten speelgoed en dure parfumflesjes die in het gras te grabbel lagen. Jozef kon het allemaal niet rijmen. Hij vroeg waar hij de tovenaar kon vinden en iemand wees hem de weg naar wat de meest schamele hut was van al. Voor de hut zat een man rustig een pijp te roken. “Bent u de grote tovenaar?’ vroeg Jozef met een gespannen krop in de keel. “Ja.” zei de man rustig, terwijl hij tevreden aan zijn pijp lurkte. Vragen naar de voorraad was nogal kies. “Heeft u soms een laptop voor mij, want de mijne is net kapot gegaan.” loog hij. Een beetje lui deed de man een greep achter zich en duwde hem een spiksplinternieuwe laptop in zijn handen. Jozef stond sprakeloos. “Mag ik een foto van uw hut alstublieft?” vroeg hij na te zijn bekomen. De man geeuwde even en knikte toen traag. Jozef trad binnen in de hut waar…. niks te zien was. Niks, geen voorraad, geen goederen, geen bed, geen vuur, niks. Hij vergat zijn foto en kwam terug buiten staan. “Mijnheer de tovenaar, ik snap er niks van, en dat zal ik ook wel nooit, maar mag ik voor mijn notulen uw naam noteren?” De man keek hem even peinzend aan. “Naam?” “Ja, wie bent u, wat is uw naam? Hoe noemen de mensen u, hoe spreken de mensen u aan?” De tovenaar glimlachte plots breed. “Ah, ik begrijp het. In mijn dorp sta ik bekend als De Winnaar. En dat is in onze taal Tombola.”

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.