Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Smakelijk

Knerpend kwam de auto tot stilstand voor het restaurant. De chauffeur veegde het zweet van zijn voorhoofd, maar dat was ijdel want het liep al snel tappelings langs zijn wenkbrauwen naar beneden. Hij stapte uit, keek schichtig om zich heen en dook het etablissement in. Er was geen volk in het restaurant en hij koos een plaats aan het venster waar hij zijn wagen in het oog kon houden. Terwijl hij de menukaart doorkeek, kwamen de gebeurtenissen terug voor zijn geest. Hoe dom, hij had die voetganger niet zien aankomen. Voor hij het wist, had hij de man op zijn motorkap geschept. Hij was doorgereden, vluchtmisdrijf noemen ze dat, maar er waren geen getuigen, dat wist hij zeker. In zijn achteruitkijkspiegel had hij gezien dat de man nog even was doorgetold, en toen roerloos was blijven liggen. Maar ze hadden mekaar een fractie van een seconde in de ogen gekeken, en die blik vergat hij nooit meer. Hij schudde de donkere gedachten van zich af en concentreerde zich op de menukaart. De ober was intussen aan zijn tafel gearriveerd. Hij keek een beetje zorgelijk, maar dat doen obers wel meer. “Had u al een keuze gemaakt?” zei de ober clichématig. “Euh….. ja, ik neem de sole meunière, en graag een fles Riesling daarbij.” “Komt er aan, mijnheer.” knipte de ober. De wijn werd direct gebracht, maar de maaltijd liet op zich wachten. Toen de fles al driekwart was, riep hij de ober. “Ik zit hier al zeker een half uur te wachten, waar blijft het eten?” zei hij verbolgen. De ober antwoordde toonloos: “We zijn er mee bezig, mijnheer, u wordt spoedig bediend.” En inderdaad, iets later verscheen het gerecht op tafel. De man liet het zich smaken. Toen hij voldaan was, en nog zat na te genieten van een sigaar en een flinke bel cognac, kwam de ober terug aan zijn tafel staan. “De kok wil u nog wat zeggen, mijnheer.” Hij draaide zich om op zijn hielen en achter zijn rug stond de kok. De man werd lijkbleek. Het was de voetganger die hij had aangereden. De kok monsterde hem een paar tellen, boog zich voorover en zei dreigend-dicht bij zijn gelaat: “Ha zo, mijnheer denkt er stilletjes vanonder te muizen als hij iemand overrijdt. Ik had wel dood kunnen zijn. Maar weet u, misschien heb ik wel vergif in uw eten gestrooid. Da’s een eng idee, niet? Jaja, word maar bleek… en vooral klein. Ik zou je kunnen veranderen in een rat, want dat ben je eigenlijk, een kleine bange rat.” Voor zijn ogen schrompelde de man in mekaar. De kok rechtte zich en sprak tot de ober die een paar onzichtbare pluisjes van een naburige tafel aan het vegen was: “Haal dat ongedierte weg uit de zaak voor de voedselinspectie komt, en zet die auto maar in de garage, daar kunnen we nog geld van maken.”

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.