Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Ogenschijnlijk

Onhoorbaar kwam mijn meest dierbare naast me liggen op het bed.
“Ah, dag schat.” zei ik vertederd, “Ben je daar eindelijk. Ik heb de hele avond op je gewacht.”
Ze reageerde niet, maar rekte zich langzaam uit en ging er gemakkelijk bij liggen. Ik keek naar haar. Wat een weelde, wat een lijf. Zachtjes streelde ik haar buik en ze liet het zich zeer welgevallen. Ik keek in haar ogen en zag daarin haar diepste roerselen.
Het vrouwelijke geslacht kan je met de ogen alleen boekdelen vertellen over lief zijn, verwachtingen, aanhankelijkheid, je diepste mannelijke gedachten op een hoopje gooien. Ook haar ogen vertellen me alles, ik hoef er geen tekst bij.
Terwijl ze zich lenig op haar buik draaide, was ik haar rug al lieftallig aan het masseren. Dat heeft ze zeer graag, dat weet ik.
We zijn nu al acht jaar samen en ik hou nog steeds enorm veel van haar.
Ik ben haar toevallig tegen gekomen. Het was de liefde van twee wezens die mekaar passeren op straat, een toevalligheid die er eigenlijk geen is, meer een voorbestemd zijn eigenlijk. Ze zag me eerst niet, maar ik ben haar gevolgd, en toen is ze na lang aandringen toch met me meegegaan. Ze is gebleven die eerste nacht, en daarna nog veel nachten.
Ik zou haar nooit meer kunnen missen.
Ach, een poes in huis, er gaat niks boven.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.