Het auditiebureau zocht voor een massaspektakel een enorme hoeveelheid figuranten. Dat was duidelijk want een oneindig lange rij mensen stond aan te schuiven voor de ingang van het bureau. Iedereen had verkleedkleren mee, want dat was een voorwaarde. Je moest iemand zijn of uitbeelden, het maakte niet uit wie of wat, want de regisseur wou echt een amalgaam van figuren op het podium. Vlak voor het binnengaan passeerde je door een taaldetector, zodat men precies wist hoe men je moest aanspreken. Verder had dat geen belang, want niemand zou een woord moeten zeggen op de scène. Eénmaal binnen zag je dat de jury zich zeer comfortabel had genesteld in zetels die je eerder zou thuiswijzen in een gezellige leefhoek dan in een werkomgeving, maar verder ging het er wel professioneel aan toe. Sommige kandidaten moesten wat bewegen, een dansje doen, andere moesten niks doen en gewoon hun meegebrachte kleren tonen. Eén iemand werd verzocht om een nogal pikante act te doen, maar die bedankte beleefd en werd dan ook, even beleefd, de uitgang gewezen. Sven stond zenuwachtig aan te schuifelen. Hij had geen extra kleren mee, zijn bruine driedelige pak was alles wat hij kon ‘showen’. Toen het eindelijk aan hem was, vroeg één van de juryleden scherp: “En wat hebben we hier? Heb jij andere kleren mee dan deze?” “Nee mijnheer.” zei Sven, “Dit is het.” “Ja, mijn zoon,” antwoordde een ander jurylid, “dan ben je de sigaar. De volgende!” En Sven ging kaarsrecht, en met een blik vol vuur de zaal uit.
Vorig sprookje