Philippe verloor totaal zijn oriëntatie toen hij in het gigantische kantoorgebouw wanhopig de deur zocht naar de uitgang. Hij kreeg het gevoel in een vicieuze cirkel te zijn beland. Hij was bij zijn eerste hoofdstuk in zijn carrière, zijn eerste werkdag eigenlijk, via allerlei gangen, trappen uiteindelijk ’s morgens op zijn werkplek geraakt, maar toen al dacht hij: “Hoe vind ik in godsnaam de weg terug?” Zijn collega’s waren allemaal al vertrokken maar hij was gebleven om een goede indruk op zijn baas te maken die (tussen haakjes) zelf al vroeg in de namiddag was vertrokken voor een onduidelijke opdracht buiten het bedrijf. Hij liep een paar gangen door, waarvan hij er geen enkele herkende, kwam voorbij verlaten bureauhokjes die allemaal een clean desk hadden, dat kon je door het matglas goed zien! Hier en daar en soms ook daar en hier zag hij een kapstok met een vergeten sjaal of hoed, en af en toe, maar niet toe en af, ook een brandblusser in de gang die opzichtig niks stond te doen. Hij passeerde deuren met daarop een messing plaatje ‘Gereedschap’ of ‘Keuken’ en ook ‘Boodschappenlijstjes-hier-afgeven, BB’ waarvan hij helemaal niets begreep. En toen zag hij plots de deur met daarop ‘Deur naar nergens’. Voorzichtig duwde hij er tegen en de deur ging open. Hij stapte binnen. De ruimte waar hij zich bevond was gehuld in een fijne mist waardoor alles vervaagde en je niet kon zien hoe groot de ruimte wel was. Even bedacht hij om rechtsomkeer te maken maar de deur was weg. Enkel nog die ondoordringbare mist. “Hallo!” riep hij, maar niemand antwoordde. Voorzichtig zette hij een paar stappen vooruit. Opeens stond er een iel mannetje naast hem in een stofjas. “Wat zoekt u mijnheer?” zei het mannetje met een krieperige stem. “Wel, ik wel ergens uitkomen, namelijk…” “Dan heeft u de verkeerde deur gekozen mijnheer, want u bent binnengekomen door de deur van nergens.” antwoordde het mannetje laconiek. En na één stap was hij al uit het zicht verdwenen. Daar stond Philippe. Hij raakte net niet in paniek, en begon dan maar te stappen. De mist gaf hem het gevoel alsof hij ter plaatse stond te trappelen, maar hij hield zich voor dat hij toch ergens moest uitkomen.
En plots stond hij weer voor een deur. ‘Naar nergens de deur’ blonk het plaatje hem keurig tegemoet. Voorzichtig opende hij de deur en stond terug in een gang, zoals hij er al zoveel had doorkruist vanavond.
Philippe verloor totaal zijn oriëntatie toen hij in het gigantische kantoorgebouw wanhopig de deur zocht naar de uitgang. Hij kreeg het gevoel in een vicieuze cirkel te zijn beland. Hij was bij zijn eerste hoofdstuk….