Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Schoon schip

“Dus je wil me vertellen dat je een schip weet liggen waar iedereen het over heeft, dat bij massa’s mensen over de tong gaat dus eigenlijk, en wat de moeite waard is om te plunderen.” Na die volzin, een prestatie voor een ruwe kaper die normaal gezien alleen maar vloeken in rij kon produceren, viel het stil in de herberg. De piraat die met het nieuws was gekomen zat zelfvoldaan achter een ton met daarop een enthousiast flakkerende, overvloedig druipende kaars, een fles rum en een vol glas. “Ja!” antwoordde de man zeer gevat en hij keek triomfantelijk de kring van zeerovers rond. “En wat nog meer is broeders, ik weet waar het ligt, en ik heb nog meer gehoord.” Alle rovers bogen zich naar voor want als het over ‘meer’ ging waren ze altijd geïnteresseerd. “Waar is Piet Piraat eigenlijk?” riep één van de omstanders plots. Een ander reageerde, al een beetje tipsy, “Op die man wil ik niet wachten, want de laatste reis met hem liep alles in het honderd.” Er volgde instemmend gegrom. “Goed dus!” bonkte de roverhoofdman op tafel, “We gaan voor dat euh project van onze vriend hier! Wie doet er mee?” De ganse gelagzaal veerde recht en in een golf van animo ging de groep vrijbuiters op weg naar het piratenschip. Daar aangekomen werden de zeilen gehesen en voer het schip uit met bestemming ‘buit’. Onderweg vroeg de hoofdman aan de piraat die met het verhaal was gekomen: “Welke functie had jij tot nu toe op het schip?” Ik was anchorman, mijnheer.” “Wel, als deze expeditie een goed einde kent bevorder ik je tot nieuwsbrenger.” De borst van de piraat zwol op en fier zei hij: “Ik zal u wat vertellen, naar het schijnt wordt over het schip dat we gaan veroveren verteld dat de bemanning stemloos is. Ons risico is dus nul.”
De rest van de reis verliep in een afwachtend stilzwijgen. Enkel het kraken van het hout, het wapperen van de zeilen en het kreunen van de touwen doorbrak de stilte. Toen zij aangekomen waren werd het schip subiet geënterd en met veel getier en gevloek werd het schip ingenomen. De kapitein wachtte op de brug op nieuws omtrent de schat. Een jonge piraat duikelde eindelijk binnen en stotterde: “Er is niets te vinden, het is een leeg schip, er is niets, geen bemanning, geen syllabe.” De kapitein repliceerde met ingehouden woede: “Op welk vermaledijd schip zijn wij terecht gekomen! Breng me het logboek. Ik wil de naam weten van dit miserabel stuk wrakhout.” En toen het boek werd binnengebracht, sloeg hij het open en las: ‘Dit is het logboek van het kofschip.’

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.