Koning Kabotseka van Midden-Obamië brulde door de troonzaal: “Laat die oen van een tekstschrijver direct naar hier komen! Hij moest er al zijn!”
De opperlakei boog en verdween. Haastig snelde hij door de gangen van het paleis op zoek naar de schrijver. Uiteindelijk vond hij hem op een van de vele toiletten, waar de schrijver rustig de krant zat te lezen, maar dat kon de lakei natuurlijk aan de andere kant van de deur niet zien. “De koning wil u onmiddellijk spreken, mijnheer, en hij is nogal boos.” “Ach,” replikeerde de schrijver, “Ik kom seffens wel. Er brandt toch niks.” Terwijl hij terug naar de troonzaal spurtte riep de lakei nog: “Ik zal zeggen dat u direct komt!”. Na vijf minuten slofte de schrijver de troonzaal binnen. De koning was witheet van woede. “Waar was je zo lang?” donderde hij. “Heer, ik was een dissertatie aan het doorlezen die voor u van groot belang…” Maar de koning onderbrak hem. “Stierendrek! Ik heb hier al de godganse middag liggen sakkeren over de toespraak die ik morgen moet brengen en die jij geschreven hebt. Die staat vol met fouten. Alweer!” De schrijver plukte een onbestaand pluisje van zijn uniform. Dit soort tirades kende hij intussen al wel. “En wat is er volgens uwe majesteit fout aan de tekst?” vroeg hij besmuikt. “Om te beginnen heb je de tekst in Arial geschreven terwijl je heel goed weet dat ik je een ganzenveer cadeau heb gedaan die ook Times New Roman kan schrijven. Maar da’s nog niks. Ik lees hier, ‘We gaan binnenkort ons buurland bezetten, dat moet zijn ‘bezatten’ want de verleden tijd van ‘ik bezit’ is ‘ik bezat’. En dan: ‘iedere inwoner van ons land die iets wil meedelen zal gehoord worden, dat moet zijn ‘zal gehorend worden’. Maar het ergste vind ik ‘dit is een bevel’, want de verleden tijd van bevelen is, ik beval, dus moet er staan ‘dit is een bevalling’. Wat heb je op deze stommiteiten te zagen?” De schrijver schraapte voorzichtig zijn keel en antwoordde stilletjes “Sire, ik gebruik boeken met de nieuwste grammaires en ik moet zeggen dat ik nergens het woordgebruik of verbuigingen vind die u daarnet aanhaalde.” Toen ging de koning door zijn dak. Toen hij terug op de grond stond en het stof van zijn hermelijnen mantel had geklopt, zei hij ingehouden: “Dit slaat alles.” En badinerend herhaalde hij “Die u daarnet aanhaalde. Dat moet zijn aanheelde! Hebt u nooit van heel gehoord? Zit jij op een eiland soms?” Hij pauzeerde even en zei toen met onverhaalde dreiging: “Ik ga er voor zorgen dat jij morgen deze taak niet meer kan uitvaren. Ik ben het beu. De kruik gaat zolang te water tot ze me tegen de borst stuitert. Verdwijn uit mijn oren.”
En zo ging het. De volgende morgen werd de schrijver onthoofd uit zijn functie. Jaja, zo gaat dat bij koningen die denken dat ze weten hoe ze de wereld moeten bestieren. Bestaren… bestoren, ja ik weet het ook niet meer zeker.