Vijf vrouwen, precies vijf, zeiden op verschillende momenten op één dag en totaal onverwacht tegen hem “Je bent een schat!”. Dat trof hem diep. Dus ging hij dat geloven, dat hij een schat was. En hij dacht er over na wat hij met die wetenschap kon doen. Op een avond liet hij in de brievenbussen van de vijf vrouwen een briefje achter met de boodschap: ‘Hier ligt je schat op je te wachten.’ met een kruisje daarop en een ingewikkelde puzzle die de schatplaats verborg. Later die avond groef hij zich in op een diepte van vijf meter onder de grond, op de plaats aangeduid op zijn briefje.
En wachtte. Wachtte op de vijf vrouwen waarvan er nooit één is gekomen om hem te vinden, omdat ze zijn raadsel niet konden ontcijferen of het briefje enkel hadden gebruikt als boekenlegger of doodweg omdat ze zich niet schatplichtig voelden.
Later, veel later, verscheen er een andere vrouw die hem subiet meenam uit zijn graf. En hij zag het direct: “Jij bent een engel!” stamelde hij verrukt. De les: wees een schat, en wacht op een engel.