Toen de twee sprookjesfiguren door een stom toeval op hun script uitkwamen, dat de verteller achteloos had laten slingeren, lazen ze: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. Na lezing keken ze mekaar net niet aan. Hun blikken scheerden een nanoseconde door het netvlies van de andere en beiden dachten hetzelfde: “The horror, the horror… alleen maar geluk in het vooruitzicht.” Na een lange stilte trokken zij zich beiden terug in hun eigen hoek om te tobben. En quasi gelijktijdig rijpte bij beiden een vilein plan: ik ga het de andere bizonder moeilijk maken! Vanaf die dag was iedere dag zuur tot bitter gekruid, met kleine pesterijen, stille verwensingen tot carpaccio-gewijs, flinterdunne, ijskoude en messcherpe opmerkingen.
En beiden genoten van dag tot dag, van uur tot uur. Alle twee hadden ze het idee dat ze het slot in handen hadden en konden bepalen wanneer de ander het geluk zo zat werd dat hij/zij er een einde aan zou maken. Het was een lange strijd, maar het geluk won op het einde. Zo zie je maar, geluk mag je niet uitdagen.