“Nee, je bent er wel even mee bezig.”
“Met lezen toch niet bedoel je?”
“Nee, dat is snel gebeurd. Het gaat hem om de interpretatie achteraf.”
“Ja, dat begrijp ik, ik heb er zelfs nog tijdens een zen-moment over nagedacht.”
“Oeps, oneigenlijk gebruik van het zen-moment!”
“Ja, maar dat was maar één keer hoor.”
“Maar goed, je bent dus tot conclusies gekomen.”
“Jaha! En ik ben heel benieuwd naar de jouwe.”
“Ik vond het vooral heel inhoudelijk.”
“Dat is precies wat ik dacht. Inhoudelijk. Ik heb er wel een week over gedaan om die conclusie te trekken.”
“Dat is snel! Ik heb er drie weken over gedaan.”
“Nu ja, één week, drie weken, het gaat hem om om het conclusiemoment.”
“Dat is waar. En weet je wat ik ook besloten heb?”
“Zeg het.”
“Dat ik dit nooit aan mijn kinderen ga laten lezen voor hun achttiende verjaardag.”
“Sterk! En juist. vooral zo inhoudelijk juist.”
“Ja, misschien lees ik het hen zelf wel voor op hun achttiende.”
“Daar ben ik benieuwd naar. Nee, je kan Roodkapje en de wolf niet op een kind loslaten.”
“Nee, natuurlijk niet. Zeg wat denk je, delen we een jointje om deze conclusie te vieren?”
“Gezellig! Ik zeg geen nee!”